EVO – juli 2010

Vooraf goed nadenken over opslag gevaarlijke stoffen

Bezint eer ge begint

Bedrijven die een magazijn voor gevaarlijke stoffen gaan bouwen of aanpassen, krijgen te maken met een reeks instanties met alle hun eigen normen en eisen. Om het project tot een goed einde te brengen en logistieke wensen vervuld te krijgen, blijkt het nuttig vooraf rekening te houden met de producten, logistiek en toekomstwensen alvorens een plan op te stellen voor de aanleg van een brandbeveiligingsinstallatie.

Brand- en snelloopdeur

Bedrijven krijgen bij het bouwen van een magazijn voor gevaarlijke stoffen te maken met een veelheid aan regelgevende, controlerende en technische partijen, alle met hun eigen uitgangspunten en belangen. Dat kan de bouw van zo’n ‘PGS-15-opslag’ tot een langdurig project maken. En dan nog kan blijken dat gebruik voor de opslag van gevaarlijke stoffen niet wordt toegestaan. Jan te Riele uit Teuge, als ‘technisch architect’ vaak betrokken bij de bouw en verbouwing van magazijnen voor de opslag van gevaarlijke stoffen, merkt in de praktijk tegen hoeveel problemen bedrijven aanlopen. ‘Je neemt bijvoorbeeld na een uitbreiding van het magazijn een nieuw product in opslag en dan blijkt de sprinklerinstallatie te worden afgekeurd omdat dat product een zwaardere vuurbelasting heeft. Dan hoeft het nog niet eens te gaan om een gevaarlijke stof, maar kan het ook een product betreffen dat bij een brand feller brandt dan andere producten.’ Hij hecht bij de bouw van een magazijn aan intensieve voorbereiding. ‘Dat geldt voor alle magazijnen en distributiecentra, maar al helemaal voor opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen. Daar heb je met meer regels en meer partijen te maken dan bij de bouw van een ander magazijn.’ Hij legt uit dat de visie van een bedrijf op toekomstige ontwikkelingen van producten en processen de basis van een project vormen. ‘Wat komt er in het magazijn te liggen, wat is de logistieke relatie met andere afdelingen en wat gaat er eventueel nog veranderen?’ Daarna komt het neer op het afwegen van opties op het gebied van kosten, gebruik, verzekering en veiligheid. ‘Dat kan je niet alleen aan een architect, projectontwikkelaar of installateur van de sprinklerinstallatie overlaten. Het gaat om de inpassing in de logistiek, om de totale kosten en om de uiteindelijke goedkeuring van het magazijn door de overheid.’

UPD

De neer te laten keerwand in het magazijn

Te Riele adviseert bedrijven de verschillende instanties in een vroeg stadium op één lijn proberen te krijgen. ‘Dat lukt niet als je alleen de architect of installateur van een sprinklerinstallatie het werk laat doen. Dat maakt het proces van certificering meestal moeilijker en dan nog krijg je een systeem dat onvoldoende rekening houdt met de logistiek.’ Het best is volgens hem van tevoren een goed uitgewerkt voorstel op tafel te leggen met de vraag of alle partijen daarmee kunnen leven. Daarin moet staan om welke producten en verpakkingen het gaat, wat de gewenste opslag is, wat de toekomstige wensen van het bedrijf zijn en welke eisen de onderneming zelf stelt aan de blusinstallatie en -alarmering. Die uitgangspunten bij de aanpak en de afspraken die daarover zijn gemaakt met de diverse instanties, legt Te Riele, indien ingeschakeld, vast in een uitgangspuntendocument (UPD). ‘Dat maakt het voor de inspecteur van de certificerende instantie gemakkelijker de verantwoordelijkheid te nemen. Hij hoeft in feite alleen te verifiëren of alles volgens de afspraken is aangelegd. De nieuwbouw kan daardoor snel in gebruik worden genomen.’


FILMS

Te Riele noemt als voorbeeld Avery Dennison, dat in Alphen aan den Rijn een nieuw grondstoffenmagazijn wilde bouwen voor de productie van kunststof films. Dat magazijn was nodig geworden door veranderingen in de supply chain van de fabriek, gericht op een zekerder beschikbaarheid van materialen. Bij de bouw van dit magazijn speelden niet alleen de Nederlandse wetgeving een rol, maar ook de eisen van de Amerikaanse moedermaatschappij en van de Amerikaanse huisverzekeraar FM Global. Het moederbedrijf wilde bijvoorbeeld geen bluswateropvang onder het bedrijf zoals in Nederland gebruikelijk is, zodat de vereiste opvang moest worden gerealiseerd binnen de muren van de opslagruimte. ‘Dat is niet onmogelijk, er zijn meer magazijnen met een keermuur, maar om aan de eisen van de overheid te voldoen, moest de vloeistofdichte keermuur 1,75 meter hoog worden, berekend op zestig minuten sprinkleractiviteit en twintig minuten toevoer van blusschuim.’ Om hier toch met interntransportmiddelen te kunnen rijden, werd bij de doorgangen in de ‘kuipwand’ een drievoudige afsluiting van het magazijn geïnstalleerd. Het magazijn is gewoonlijk afgesloten met een dubbele snelloopdeur. Bij een alarm sluit de gebruikelijke branddeur aan de buitenkant van het magazijn. Om elk risico van lekkage uit te sluiten, zakt nu een extra schuif van boven de deur naar beneden. Als de sprinklers en de schuiminstallatie in werking treden, moet het personeel in het magazijn via vluchtwegen over de keermuur naar buiten. Om die vlucht snel mogelijk te maken, zijn bij elke deur stalen trappen gemonteerd. Te Riele wijst op de kijkgaten bij alle deuren. ‘De brandweer moet de ontwikkeling van een brand van buitenaf kunnen volgen. Het is beleid van brandweerdiensten om bedrijfsbranden gecontroleerd te laten verlopen. Dus niet alleen blussen, maar ook voorkomen dat de brand zich uitbreidt.’

FLOW

Een vluchtweg voor het personeel

‘Als je vooraf alles goed voorbereidt, beschik je uiteindelijk over een magazijn dat aan de eisen van de overheid voldoet én dat in de logistiek van het bedrijf past’, stelt Te Riele. Die duidelijkheid vooraf over plan en aanpak, heeft volgens hem als bijkomend, maar groot voordeel dat een project uiteindelijk snel kan worden gerealiseerd en dat er een optimale flow in het magazijn is. Dat gold ook voor Avery Dennison, zegt Te Riele. Bij de bouw van het nieuwe magazijn kwamen de kleine opslagpunten van grondstoffen in de fabriek te vervallen, waardoor de productie efficiënter verloopt. ‘In feite zijn er nu twee magazijn, de PGS-15 voor grondstoffenopslag en een ruimte voor opslag van gereed product. Alleen daar rijden nog heftrucks. In de productiegebieden rijden uitsluitend elektrische stapelaars. Dat heeft het intern transport rustiger gemaakt, met als voordeel dat er minder schadegevallen zijn.’ Alle voertuigen zijn wel EX-proof uitgevoerd. Dat is strikt genomen niet in overal nodig, maar dat is ondernemingsbeleid. ‘We wilden geen onduidelijkheid over de vraag waar een pallettruck mag komen en waar niet.’

ED COENEN